spelling: verkleinwoorden in meervoud 1

In deze oefening ga je van de zelfstandig naamwoorden een verkleinwoord maken én je gaat het verkleinwoord in het meervoud zetten. Je kunt eerst de uitleg van de verkleinwoorden lezen.


Het verkleinwoord krijgt altijd het lidwoord 'het', maar een zelfstandig naamwoord dat in het meervoud staat krijgt altijd het lidwoord 'de'. Dus een verkleinwoord dat in het meervoud staat, krijgt ook altijd het lidwoord 'de'. 

Vul het lidwoord en het verkleinwoord in.

1: de eend – de

2: het paard –

3: het huis –

4: het kuiken –

5: het schaap –

6: de boer –

7: de schuur –

8: het weiland –

9: het varken –

10: de valk –

Voor € 14,- per jaar kun je een jaar lang alle oefeningen maken. Bestel nu!
Inloggen
Score
0%

Volgende

  • oefening naam