In deze opdracht staat een au-verhaal. Je kunt de au-woorden makkelijker onthouden als ze in zinnen staan.
Schrijf het woord helemaal over en vul 'au' in.
1: Aurora was de (...teur) van het boek een (...reool) van braafheid en woonde vanaf (...gustus) in Australiƫ.
2: Ze hield heel erg van (r...we) (...gurk) en (l...we) (s...cijzenbroodjes) .
3: Ook (kabelj...w) met een (s...sje) van (l...rier) en (...bergine) vond ze erg lekker.
4: Soms was Aurora een beetje chagrijnig en (fl...w) , dan ging ze de hele dag (sn...wen) en (w...welen) .
5: Ze had wel eens gehoord dat ze geen mooie (...ra) had, dat kwam doordat ze (fr...de) had gepleegd.