Deze oefening gaat over het meervoud van zelfstandig naamwoorden. Lees eerst de uitleg over het meervoud.
Schrijf de woorden in het meervoud.
1: het paard – de
2: het land – de
3: het boek – de
4: de stift – de
5: de stoel – de
6: de voet – de
7: de arm – de
8: het hoofd – de
9: de kaart – de
10: de staart – de