grammatica: woordvolgorde in zinnen met vragen 10
Deze oefening gaat over de volgorde van de woorden in zinnen. Het gaat in deze zinnen over de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm. In de zinnen vul je steeds zij en oefent op de juiste plaats in.
Soms is de juiste volgorde: zij oefent en soms is de juiste volgorde oefent zij.
Vul de juiste woorden op de juiste plaats in: zij & oefent.
Afgesloten oefening.
Deze oefening is afgesloten. Log in om de oefening te kunnen maken of neem een jaarabonnement.
Verbeter je Nederlands voor € 15,- per jaar.
Je bent niet ingelogd, je scores worden niet opgeslagen.
Inloggen
-
letters
-
klinkers en medeklinkers
-
hoofdletters en kleine letters
- hoofdletters en kleine letters 1
- hoofdletters en kleine letters 2
- hoofdletters en kleine letters 3
- hoofdletters en kleine letters 4
- hoofdletters en kleine letters 5
- hoofdletters en kleine letters 6
- hoofdletters en kleine letters 7
- hoofdletters en kleine letters 8
- hoofdletters en kleine letters 9
- hoofdletters en kleine letters 10
-
klinkers of tweeklanken
-
-
het alfabet
-
alfabetische volgorde
-
alfabetische volgorde eenvoudig
- alfabetische volgorde eenvoudig 1
- alfabetische volgorde eenvoudig 2
- alfabetische volgorde eenvoudig 3
- alfabetische volgorde eenvoudig 4
- alfabetische volgorde eenvoudig 5
- alfabetische volgorde eenvoudig 6
- alfabetische volgorde eenvoudig 7
- alfabetische volgorde eenvoudig 8
- alfabetische volgorde eenvoudig 9
- alfabetische volgorde eenvoudig 10
-
alfabetische volgorde
-
-
woordvolgorde in zinnen
-
woordvolgorde in zinnen onderwerp en persoonsvorm
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 1
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 2
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 3
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 4
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 5
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 6
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 7
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 8
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 9
- woordvolgorde onderwerp en persoonsvorm 10
-
woordvolgorde in zinnen met vragen
- woordvolgorde in zinnen met vragen 1
- woordvolgorde in zinnen met vragen 2
- woordvolgorde in zinnen met vragen 3
- woordvolgorde in zinnen met vragen 4
- woordvolgorde in zinnen met vragen 5
- woordvolgorde in zinnen met vragen 6
- woordvolgorde in zinnen met vragen 7
- woordvolgorde in zinnen met vragen 8
- woordvolgorde in zinnen met vragen 9
- woordvolgorde in zinnen met vragen 10
-
woordvolgorde ik
-
-
punten, vraagtekens en uitroeptekens
-
punten
-
vraagtekens
-
uitroeptekens
-
-
komma's en dubbele punten
-
lidwoorden oefenen
-
lidwoorden invullen
- de of het invullen 1
- de of het invullen 2
- de of het invullen 3
- de of het invullen 4
- de of het invullen 5
- de of het invullen 6
- de of het invullen 7
- de of het invullen 8
- de of het invullen 9
- de of het invullen 10
- de of het invullen 11
- de of het invullen 12
- de of het invullen 13
- de of het invullen 14
- de of het invullen 15
- de of het invullen 16
- de of het invullen 17
- de of het invullen 18
- de of het invullen 19
- de of het invullen 20
- de of het invullen 21
- de of het invullen 22
- de of het invullen 23
- de of het invullen 24
- de of het invullen 25
- de of het invullen 26
- de of het invullen 27
- de of het invullen 28
- de of het invullen 29
- de of het invullen 30
- de of het invullen 31
- de of het invullen 32
- de of het invullen 33
- de of het invullen 34
- de of het invullen 35
- de of het invullen 36
- de of het invullen 37
- de of het invullen 38
- de of het invullen 39
- de of het invullen 40
-
het-woorden flitsen
- het-woorden flitsen 1
- het-woorden flitsen 2
- het-woorden flitsen 3
- het-woorden flitsen 4
- het-woorden flitsen 5
- het-woorden flitsen 6
- het-woorden flitsen 7
- het-woorden flitsen 8
- het-woorden flitsen 9
- het-woorden flitsen 10
- het-woorden flitsen 11
- het-woorden flitsen 12
- het-woorden flitsen 13
- het-woorden flitsen 14
- het-woorden flitsen 15
- het-woorden flitsen 16
- het-woorden flitsen 17
- het-woorden flitsen 18
- het-woorden flitsen 19
- het-woorden flitsen 20
- het-woorden flitsen 21
- het-woorden flitsen 22
- het-woorden flitsen 23
- het-woorden flitsen 24
- het-woorden flitsen 25
- het-woorden flitsen 26
- het-woorden flitsen 27
- het-woorden flitsen 28
- het-woorden flitsen 29
- het-woorden flitsen 30
-
lidwoorden in zinnen
-
-
aanwijzend voornaamwoord invullen
-
die of dat invullen
- die of dat invullen 1
- die of dat invullen 2
- die of dat invullen 3
- die of dat invullen 4
- die of dat invullen 5
- die of dat invullen 6
- die of dat invullen 7
- die of dat invullen 8
- die of dat invullen 9
- die of dat invullen 10
- die of dat invullen 11
- die of dat invullen 12
- die of dat invullen 13
- die of dat invullen 14
- die of dat invullen 15
- die of dat invullen 16
- die of dat invullen 17
- die of dat invullen 18
- die of dat invullen 19
- die of dat invullen 20
- die of dat invullen 21
- die of dat invullen 22
- die of dat invullen 23
- die of dat invullen 24
- die of dat invullen 25
-
dit of deze invullen
- dit of deze invullen 1
- dit of deze invullen 2
- dit of deze invullen 3
- dit of deze invullen 4
- dit of deze invullen 5
- dit of deze invullen 6
- dit of deze invullen 7
- dit of deze invullen 8
- dit of deze invullen 9
- dit of deze invullen 10
- dit of deze invullen 11
- dit of deze invullen 12
- dit of deze invullen 13
- dit of deze invullen 14
- dit of deze invullen 15
- dit of deze invullen 16
- dit of deze invullen 17
- dit of deze invullen 18
- dit of deze invullen 19
- dit of deze invullen 20
- dit of deze invullen 21
- dit of deze invullen 22
- dit of deze invullen 23
- dit of deze invullen 24
- dit of deze invullen 25
-
die of dat in zinnen
-
dit of deze in zinnen
-
-
betrekkelijk voornaamwoord invullen
-
betrekkelijk voornaamwoord die of dat
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 1
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 2
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 3
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 4
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 5
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 6
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 7
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 8
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 9
- betrekkelijk voornaamwoord die of dat 10
-
-
niet of geen
-
voegwoorden, conjuncties
-
voegwoorden herkennen
-
voegwoorden invullen
-
voegwoorden want en omdat
-
-
Latijnse namen grammaticale begrippen
-
Latijnse grammaticale begrippen slepen
-
grammaticale begrippen slepen
-
meer grammaticale begrippen
-
-
als of dan
-
als of dan eenvoudige oefeningen
- als of dan eenvoudige oefening 1
- als of dan eenvoudige oefening 2
- als of dan eenvoudige oefening 3
- als of dan eenvoudige oefening 4
- als of dan eenvoudige oefening 5
- als of dan eenvoudige oefening 6
- als of dan eenvoudige oefening 7
- als of dan eenvoudige oefening 8
- als of dan eenvoudige oefening 9
- als of dan eenvoudige oefening 10
-
als of dan
-
-
het woordje 'er'
-
het woordje 'er' slepen in een zin
- het woordje er slepen 1
- het woordje er slepen 2
- het woordje er slepen 3
- het woordje er slepen 4
- het woordje er slepen 5
- het woordje er slepen 6
- het woordje er slepen 7
- het woordje er slepen 8
- het woordje er slepen 9
- het woordje er slepen 10
- het woordje er slepen 11
- het woordje er slepen 12
- het woordje er slepen 13
- het woordje er slepen 14
- het woordje er slepen 15
- het woordje er slepen 16
- het woordje er slepen 17
- het woordje er slepen 18
- het woordje er slepen 19
- het woordje er slepen 20
- het woordje er slepen 21
-
er met een voorzetsel
-