Deze uitleg over de werkwoordspelling gaat over regelmatige werkwoorden in de verleden tijd. Lees eventueel eerst de uitleg werkwoordspelling tegenwoordige tijd of lees de uitleg over onregelmatige werkwoorden.
Regelmatige werkwoorden worden ook klankvaste werkwoorden of zwakke werkwoorden genoemd. Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan kun je kiezen uit +te(n) of +de(n).
Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter.
rennen
fietsen
Als je niet weet of de verleden tijd op te(n) of de(n) eindigt, dan kun je 't kofschip (x) gebruiken. Andere woorden voor 't kofschip zijn: sexy fokschaap of fokschaapshit.
De regel van 't kofschip:
werkwoord: fietsen
werkwoord: rennen
Sommige werkwoorden hebben veranderletters, dat zijn letters die veranderen zoals de 'z' en de 'v'.
Als er in een werkwoord zo'n veranderletter staat en je gaat de regel van 't kofschip toepassen, dan kijk je naar de oude letter. Je kunt ook het hele werkwoord gebruiken en daar -en afhalen.
werkwoord: verhuizen
Maak nu de oefeningen van de werkwoordspelling in de verleden tijd. Je kunt ook verder gaan met de uitleg over het voltooid deelwoord.